Geboren Amsterdammers herken je makkelijk, schrijft columnist Nico Dijkshoorn. Zeg: leeuwenverblijf Artis, en ze komen met verhalen. 'Ik voorspel dat het komende jaar duizenden Amsterdammers afscheid komen nemen van de plek waar ze ooit bang waren'
Geboren Amsterdammers herken je makkelijk. Ga naast ze staan en zeg: leeuwenverblijf Artis. Daarna komen de verhalen. Hoe ze de leeuw zagen knauwen aan een stuk vlees dat nu elk weekend door hipstermannetjes zestien uur lang wordt geroosterd in een BBQ die op een bedorven groen ei lijkt.
Ik ben zelf zo een Amsterdammer. Niemand scharrelt schuldbewuster door Artis. Met mijn lichaamshouding probeer ik uit te drukken dat ik het leed van alle dieren in Artis met mij meetors, maar in mijn hoofd raast een nostalgische storm. Alle dieren in Artis houden van je, als je voedsel in je hand hebt. Alleen bij de leeuwen was dat anders. De leeuwen in Artis hadden al snel in de gaten dat ze van het publiek niets hadden te verwachten. Nooit zag ik iemand een pond hamlappen in het verblijf gooien.
Dat gaat nu veranderen. Het nieuwe leeuwenverblijf wordt tien keer groter en ik denk te weten wat dat gaat betekenen: we zullen de leeuwen alleen nog maar in diepe schaduwen, half verborgen in een spleet, zien liggen. Geef ze eens ongelijk. Al die jaren dat geloer van ons en ze konden geen kant op.